Dit verhaal werd geschreven door
Louis Wens
geboren op 30september 1934
overleden op 22 mei 2007
Zoon van Jeanne Van Simmeren
Kleinzoon van Lan Van botjes
De vier seizoenen.
Bij het aanschouwen van al deze wonder mooie beelden, meeste
uit een ver verleden dacht ik bij mezelf hier hoort een verhaal bij. Daar ik
heel mijn jeugd op de Kruisweg heb door gebracht,bij mijn grootouders, en ik
steeds interesse heb gehad voor het doen en laten van de poldermensen, volgt hier
een heel jaar uit de goede oude tijd in het verdwenen polderdorp Lillo.
Ook mijn moeder, geboren en getogen in Lillo, als dochter van de "pegger"
koster van de St. Benedictus kerk (toen nog op z'n plaats op de Kruisweg),
heeft flink bijgedragen voor hetgeen nu volgt.
Laat ons beginnen bij het mooiste jaargetij.....
DE LENTE.
Met andere woorden de tijd van de "GROTE KUIS". Al het beddengoed diende dan
te worden gewassen terwijl de bedden werden opgeschud en verlucht. Ook werden al
de lakens uit de kasten gehaald om op den draad te worden gehangen. Reden voor de
buren om te tellen of het aantal nog klopte met dat van vorig jaar. Dit was
echter niet uit jalousie maar enkel uit curiositeit. Indien er echter meer stuks
te drogen hingen werd er wel naar de stad gereden om het aantal in evenwicht met
dat van de buren te brengen.
De was doen was gedurende het ganse jaar een slavenarbeid. Om te beginnen werd
de was in de wijk gezet. Terwijl de kinderen sunlicht zeep raspten in een ketel,
waar de volgende dag de was in gekookt werd. Dit gebeurde meestal op de stoof of
het gasvuur in het waskot. Waarna hij geschrobd werd met en stijve borstel op een wasbord.
Vervolgens werd hij gespoeld in proper water en opgehangen of op de bleek te
drogen gelegd. De morgen van de derde dag werd deze terug in helder water gezet
met toevoeging van een doddeke blauwsel, hierna volgde weer een flinke
spoelbeurt, om dan terug op de draad of op de bleek te belanden. Tegen de avond
ging de was terug in de mand om nog diezelfde avond of de daaropvolgende dag
gestreken te worden. Het strijken op zich was al een heel spektakel, eerst
werden de ijzers op de stoof gezet om op te warmen, als men dacht dat ze klaar waren tufte men
meestal even op de onderkant van het ijzer om te zien of ze warm genoeg
waren. Dan werd het laken even besprenkeld met wat water en stijfsel en kon men
met grote halen beginnen aan de strijk. Ook de rest van de was werd gestesseld,
hoe men het echter voor elkaar kreeg de kol de manchetten en de borst van zo'n
hemd te stijfselen en de rest zacht te laten is mij nog steeds een raadsel. Toch
kwam alles netjes gestreken en gesteven in de kast te liggen maar........dan was
ook de week voorbij. Met het waswater van de tweede dag werd de vloer geschrobd,
waarna langs het moozegat het overtollige water buiten vlooide.
Na het openen van de deur kwam de frisheid je te gemoed.
Het water voor de was en het ander huishoudelijk gebruik kwam uit de trasbak, of
waterput. Dewelke bij ieder huis aanwezig waren. De trasbak verzamelde het
regenwater, en de waterput werd gevoed met grondwater en regenwater. De koffie
opgeschonken met dat water in een emaillen koffiekan met koffiebeurs en met toevoeging van wat
bitterpeeën was echte godendrank, hij kon gerust de ganse dag op de stoof staan
te sudderen en menig zijn de mensen die hun mond hebben verbrand bij het drinken
aan den teut van de kan.
Ondertussen had de man des huize nog de tijd gevonden om het een of ander
plafond te witten en werd er meestal nog een buurvrouw bijgehaald om ergens een
ander papiertje te plakken.
De wasdraad loopt als een rode draad door de
seizoenen. Deze diende ook om de "banden" van de meisjes en vrouwen op te
hangen. En owee als er enkele ontbraken want dat ging als een lopend vuurtje
door 't dorp. Ge mocht er zeker van zijn dat enkele uren later de pastoor in den
huis stond om uitleg te vragen over het ontbrekende goed.
De mannen gingen ook een keer meer naar den akker om de grond te keuren. De meeste liepen met hun neus in de lucht en eens de juiste tijd aangebroken werd de beerput open gegooid, en op de kruiwagen in een grote ton afgedekt met een baal (grote jutten zak), ging de smeuïge inhoud naar het land om met grote gulle halen over de grond te worden gegoten. Voeg daarbij de mesthoop van 't schaap de varkensstal en de konijnenkoten. Zonder dit alles zou er geen mens aan gedacht hebben om met het spaaie (spitten) te beginnen. Het eten voor de nieuwe groenten moest eerst op het land liggen dat verzekerde u steevast van een goede oogst. De reuk was dan overweldigend en het spek smaakte eens zo goed, zo beweerde dokter Moreels steeds weer als hij vanuit Stabroek bij iemand op ziekenbezoek moest komen.
Terwijl moeder de vrouw alles verder opkuiste trok vader in
z'n vrije tijd na de dagtaak meestal naar het veld om te spitten en te
planten. In deze zware poldergrond, de beste van België zoals men beweerde, was het hard labeur
zeker wanneer de grond wat regen had moeten verwerken. Als het tijd was om te
eten gebeurde dit op het land, gezeten op de kruiwagen of gewoon langs de slootkant, werden de boterhammen uit de knapzak gehaald, tussen de centimeter dikke
boterhammen lag gebakken spek of gerookte hesp, de stukken van het vorige
geslachte varken.
Het nieuwe jaar is nu voor iedereen begonnen ook de kale bomen krijgen terug hun
nieuw groen kleedje waarop straks de mooiste bloesems zullen ingeplant worden.
Waarna de mooiste en sappigste vruchten zullen volgen. De mensen uit de streek
oogsten alles voor zichzelf. Het eten volgde de seizoenen.
Tussendoor werd ook al eens een dag overgeslagen om de Leuvense stoof aan te
steken. De mensen hadden het hier niet al te breed en elke emmer kolen was er
één.
Aan de vruchten van de bomen kon men al zien of de volgende winter streng ging
worden, veel noten en kastanjes geven een strenge winter. Zoals ook het steken
van de eksteroog regen kon voorspellen, en regenen ging het.
Zo kwam dan stilaan Pasen en iedereen ging op z'n paasbest naar de mis. Waarna door de mannen de vooruitgang op het land werd besproken in 't staminee, en overgoten werd met veel export. Doch hadden de kinderen eerst, op het luiden van de klokken, paaseieren mogen rapen in de tuin. Hoeveel kinderen er op witte donderdag met een stijve nek rondgelopen hebben weet ik niet, om toch maar een glimp op te vangen van de klokken die uit Rome vertrokken waren en onze streek uit kwamen gevlogen. Hun thuiskomst was altijd even verassend want van achter het gordijn kon je niets zien en als het getokkel in de kerktoren begon, kon je gerust naar buiten gaan, uw eieren lagen in de tuin. Er hingen er in de bomen andere lagen achter bloemen en struiken of gewoon op het gras. Een feest voor elk kind dat nog eens over gedaan werd bij de grootouders en bij peter en meter. Ik persoonlijk vond dit het mooiste feest van het jaar.
Nu werd het tijd om voor het vers gekalkte kot een jonge
inwoner te zoeken, de mannen gingen er op uit om een jong varken te kopen, dat
een familielid zou worden tot het einde van 't jaar.
Dit varken bracht dagelijks werk mee want elke dag diende patatten gekookt te
worden. Deze werden gemengd met rogge meel en indien aanwezig wat melk dit alles
aangevuld met de overschot van de tafel, als dit er nog was want meestal bleef
er daar niet veel over. Ook de kinderen moesten de handen uit de mouwen steken,
eenmaal per week moesten de koten van het varken de geit de konijnen en de
kippen uitgemest worden. Dit alles belande op de mesthoop om het volgend jaar of
in de herfst te dienen als mest voor het land.
De konijnen aten vers afgesneden gras en pisplanten dewelke door de kinderen
spelenderwijs, dagelijks, werden verzameld. Tussendoor werd er ook wel een visje
gevangen of een puit opgeblazen, of door de jongens een robbertje gevochten doch
dit alles duurde niet lang, zo vlug de bloedneus opgedroogd was of het blauw oog
aan 't vergelen was, waren ze al terug goede vrienden.
De overgang van de lente naar de zomer is helemaal niet te merken, het gebeurt gewoon de dagen rijgen zich aaneen en vormen een kleurrijk lint tussen deze twee seizoenen.
DE ZOMER is nu in 't land, men merkt het aan alles.
In de maand mei worden grote korven met papiersnippers klaar
gemaakt, want dan trekt de processie door het dorp. Op de straten liggen dan
kilo's snippers onderbroken door bloemblaadjes, dewelke nu veelvuldig staan te
bloeien. Al de huizen zijn gepaleerd met slingers en bloemen. Aan de vensters
staan de papekrijte heiligen beelden en eens de processie in de buurt komt worden de
kaarsen aangestoken. Al de mensen, van welke kleur ze ook zijn heeft dan geen
belang, zetten zich op de knieën om de zegen van de pastoor in ontvangst te
nemen. Op de voorste rijen was het een pracht voor het oog met al die boompjes
met hun rode bloemtrosjes. Na de processie trekken de mannen naar 't café, rang
en stand hebben dan geen belang, en terwijl moeder de vrouw een feestmaal klaar
maakt, wordt er gesproken over koetjes en kalfjes. Soms wel tot groot ongenoegen
van de regelmatig kaartploeg dewelke zichzelf niet meer hoorden denken. Was 't
nu koekes met harten aas of schuppe zot.
Wanneer de baas des huize dan zijn benen onder de tafel stak, om van het lekkere
maal te genieten, wordt met de ganse familie verder gesproken over het reilen en
zeilen in het dorp.
De zomer heeft de wereld ondertussen overgoten met al de kleuren en geuren van
de komende oogst.
Op de zomerse zondagen zijn de trams stampes vol geladen met stadse mensen die
op 't fort komen krabben vangen, en is het een begankenis van fietsen met
hetzelfde einddoel, al dan niet voorzien van een tent, om het weekend door te
brengen in 't schor. Of toen al lekker zonnen met alle gevolgen van dien, zo
rood als de gekookte krabben gingen ze meestal terug.
De kenners en echte liefhebbers trekken te voet van de Kruisweg naar de
kreken van de Bauwgaren, onderwegen hebben we in beemden en sloten enkele puiten
te pakken gekregen. Deze worden vakkundig geslacht en in stroppen aan een lijn
gehangen en te water gelaten. De vangst is groter dan aan de steiger en de rust
dewelke men hier vindt is groots. Drank en eten hebben we bij om de ganse dag
door te komen, van de lage naar de hoge tij en terug, het is wel snel
terugtrekken als het water opkomt, maar men kon de neus nog vullen met zuiver
zeewater dat de Schelde binnenstroomde. Bij lage tij kon men dan nog een beetje
gaan zwemmen op de plaat, en bij opkomende tij terug aan de krabbenvangst. Na
een gevulde dag terug huiswaarts met onze vangst dewelke in een grote
ketel met kokend water werden gegooid en regelmatig werden omgeroerd met de
stoofhaak. Eens klaar kon de gezamenlijke smulpartij voor het ganse gezin
beginnen.
In deze periode van het jaar was het goed toeven buiten en 's avonds gingen
steevast de stoelen naar buiten en werd door de buurt tegen de voorgevel het
nieuws van de dag van mond tot mond doorgegeven. Het gekke was dat de stoelen
van de mannen achterste voor stonden en zij met beide armen op de leuning hun
relaas deden. Wanner er dan plots iemand voorbijkwam die niet uit de gebuurten
was, stokte het gesprek en gingen alle ogen naar kwatta... Maar dat was eerder
een rariteit want wie ging er nu 's avonds nog wandelen?
Later in de zomer werd weer regelmatig naar de akker getrokken en werd al gedabd
naar de patatten om te zien of de oogst goed ging komen. De vlugste onder hen
durfde al eens een bosje opwippen, om dan met heel de familie te genieten van de
eerste patatjes gestoofd in goeie boeren melk. Een delicatesse welke nu haast
niet meer word klaargemaakt. Bij ons noemde men dat smokkelpatatjes. Met een
vers sjalotje erbij was dit niet te versmaden, en word door ons nog regelmatig
gemaakt in het seizoen. Ik persoonlijk neem er dan twee licht gekookte eitjes
bij ....... smakelijk. De eerste groeten zoals erwtjes en verse wortelen worden
geoogst en vervangen door de late groenten. Ook spinazie was een van de eerste in
de pot samen met een lap varkensvlees was dit ook een niet te versmaden
heerlijkheid. In de grote verlof trek de jeugd van het dorp in groepjes naar het
veld gewapend met een emmer, om de boer te gaan helpen bij het oogsten van de
erwten en wat later de bonen. Zij ontvingen daarvoor een kleine vergoeding per
geplukt kilo. De handigste onder hen hadden een flinke duit verdient tegen de
kermis. Al deze lieve en zwaar verdiende centjes gingen steevast naar het
schietkraam, of we aten ons een breuk aan dobble witjes, nu schijnbaar van de
aardbol verdwenen. Dit laatste waren druppels snoepgoed in vele verschillende
smaken welke men op een poreus papier had laten druppelen. Wij begonnen met er de
druppels af te eten, maar wat later ging papier en al naar binnen, heerlijk
mensen. 's Avonds werd dan de plaats geruimd voor de oudere jeugd en pretmakers
van het dorp en ook van de omliggende dorpen om op de heldere tonen van een
orgel, of van een jazke, te dansen en te hossen tot vroeg inde morgen. Soms
draaide dit alles uit op een serieuze boksmatch, door jongens van verschillende
dorpen, dewelke op hetzelfde meisje vielen. Met feesten en plezier maken trek
ook het warmste seizoen van het jaar voorbij, steeds hetzelfde stramien volgend
werken en feesten. Want er word van de ene naar de andere kermis getrokken. De
romantiek kreeg hier ook een grote rol, stel je voor een wandeling in het
maanlicht door de velden en straatjes verlicht door een gaslantaarn die enkel
zichzelf verlichte.
Dan word het menens de mouwen worden opgerold en in heel het
dorp vind men geen mens meer,iedereen zit te wroeten om de aardappelen te
oogsten. Is het te warm geweest kruipen de mensen op hun knieën over de kluiten
om de patatten op te rapen, welke door de mannen met behulp van een platte riek
boven de grond geworpen worden. Was het echter te nat dan diende er soms twee of
drie paarden voor de kar gespannen te worden om deze van het zuigende veld te
krijgen. De geoogste aardappelen verdwenen in een put en werden zorgvuldig
afgedekt met bunt, gesneden uit de kant van de weg een kleine opening latende
aan de zuidkant. Deze opening was er om in de winterperiode de vruchten uit de
grond te kunnen halen, zonder dat er bevriezing op trad. De wortelen ondergingen
de zelfde gang. Andere groenten werden opgelegd in bokalen, de gekende
steriliseerpot, van verschillende grote en in de kelder opgeslagen.
De boeren zitten nu volop in de oogst, het graan word bij helle
zonneschijn gepikt, in bussels gebonden en opgeslagen in de schuur. Om later in
groep te worden beklopt met de dorsvlegel. Waarna bij een goede wind het kaf van
het koren gescheiden werd.
De boeren gasten en meiden wisten toen wel wat werken was. Zelfs de koeikoeters
en schaapherders werden mee ingezet om alles op tijd en vooral droog
binnen te krijgen. Iedereen in het dorp was steeds bereidt om een handje te
helpen en na gedane arbeid mee te genieten van een stevige maaltijd als
dank..... meer moest dat niet zijn. Zo ging het al sinds mensen heugenis, het
meeste werd hier met gesloten beurzen afgehandeld.
Het pikken van het graan heb ik als kleine jongen, in de
oorlog, ook verschillende jaren mee gemaakt. Vroeg in de morgen,voor dag en
dauw, werd er opuit getrokken, te voet naar het te pikken veld. Mijn grootvader
een rechtse en mijn oom een linkse zetten zich aan hun kant van het veld,
kromden de rug speekten in hun handen en ... zwiep zwiep zwiep ging het met
gelijk slag. In de ene hand hadden ze de welhaak, om het graan voor de slag wat
aft e zonderen van het andere en in de andere hand de zware pik. Op vastgestelde
tijden werd er gestopt om met een speciale hamer de pik terug op snee te
brengen, hierbij kon heel veel speeksel gebruikt worden, dat als smeersel op de
pik werd gespuwd en bruin zag van het sikken, maar met een juist geaarde pik kon
je uw baard afscheren.
Steeds op dezelfde plaats in het midden van het veld kwamen ze elkaar steevast
tegen. Mijn grootmoeder bond het afgeslagen graan in bussels om ze dan in
schoven te zetten om verder te drogen. Van opkijken was er geen sprake, dorst
werd verbeten en wanner de beer begon te grommen namen ze de goert en
boterhammen en aten ze gezamenlijk. De boer kwam enkel maar eens kijken of het
graan kort genoeg bij de grond was afgeslagen. Dit betekende voor hem meer
strooisel voor de beesten eens ze op stal gezet werden. De rekening werd in de
hand betaald bij het beëindigen van de dagtaak, en klopte steeds. Het oogsten
zelf was voor de boer. En zo ging het van veld naar veld soms kilometers van
huis vandaan. Er werd in die tijd hard gewerkt en weinig geklaagd.
DE HERFST doet nu zijn trieste intrede in onze gemeente en ook daarbuiten.
Nu beginnen andere geluiden de piepende vogeltjes te over
klassen, de varkens staan nu dik in hun koten. Ze worden kunstig gekeeld, een
slag met een houten hamer en met één sierlijke haal werd het varken gekeeld. Het
bloed werd vakkundig opgevangen en rond geroerd. Om gebruikt te worden om den
beuling te maken. Het haar werd afgebrand met stro en afgeschraapt met een mes.
Waarna het varken op de ladder belande en properkes werd uitgebeend. De buren en
vrienden werden steevast bedacht met een flinke braai. Als kleinzoon van de
slachter" Lan Van Botjes" heb ik hier een heel folkloristisch verhaaltje. Nadat
het varken was gestoken kregen de jongens de kans om naar de varkensblaas te
vragen. Aangezien er in de meeste gezinnen meerdere jongens waren die voor de
blaas in aanmerking kwamen, had mijn grootvader iets bedacht om een "winnaar"
aan te duiden. Diegene die eerst zijn neus in het gat van 't varken durfde te
steken was de winnaar van de blaas. Diegene die het kortste bij het "rozen
holleke" kwam kreeg een vakkundig duwke zodat zijn reukorgaan er een eindje dieper
inging dan hij zelf had verwacht.
Waarom had deze blaas nu zo'n groot belang bij de jongens? Wel op oudjaar gingen
ze van deur tot deur met de rommelpot, en daar diende die varkensblaas voor. Men
spande ze over een pot met middenin een stevige rietstengel, dewelke tussen de
vingers over en weer werd bewogen. Zodat een diep brommend geluid uit de pot
opsteeg. Wie dus geen blaas had moest zich tevreden stellen met de tweede
plaats.
De zwaluwen groepeerden zich op de draden en plots waren ze
met s'en allen verdwenen naar het zuiden. Ondertussen zijn de boeren druk met
het uit de zware klei halen van de bieten, zowel suiker als voederbiet was er
gezet. Met een kleine bietschop, zeer smal met onderaan een klein uitgeslepen
driehoek werden de bieten uit de grond gewipt. Een niet te onderschatten karwei.
Als men de oogst van het veld wilde moesten de paarden soms verdriedubbeld
worden, zo werden de met ijzer beslagen houten wielen in de grond gezogen. Na de
oogst ging de suikerbiet, in een ver verleden, naar de suikerfabriek eerst
van Lillo en later naar die van de Frederick, maar na de oorlog ging alle
transport naar Tienen. De straten liggen er heel gevaarlijk bij enkel een flinke
plasbui kan de vettige aarde van de straatstenen verwijderen. Men rijdt nu
gestadig heen en weer met de bieten. De voederbiet dewelke langer zijn en
groenig van kleur worden per kar naar grote putten gereden o het boerenerf. En
aldaar, net als de aardappelen, met hooi en stro afgedekt en met een flinke laag
aarde erop lag deze klaar om als wintervoeding te dienen voor de beesten. De
marchandise komt van de suikerfabriek terug met de pulp welke ook ingekuild werd
op het erf. Wel diende opgemerkt dat de mensen de eerste dagen geen melk gingen
halen bij de boer, deze smaakte dan teveel naar de pulp, dewelke aan de koeien
werd gegeven. Uit de stallen klonk nu het eentonig en klagend geluid van de
koeien die voor een lange tijd van hun vrijheid en de buitenlucht werden
beroofd.
De gaslantaarns worden vroeger en vroeger aangestoken, en werpen hun
schamele licht op de kasseien die liggen te wachten op de eerste sneeuw.
De hespen en het vet spek werden 6 weken na het slachten uit de pekel gehaald en
de hesp hangt nu te drogen in de keet ingepakt in een kopkussen. In plaats van
boter smeert men nu spekvet (reuzel)op de boterham en de bruine suiker van"'t
fabrik" ligt er vingerdik bovenop. De oren en de poten van 't varken dienden om
de beste erwtensoep te maken dewelke welriekend op de Leuvense stoof stond te
dampen. De herfst stormen zijn meestal goed op tijd en de meeste mensen zitten
rond de stoof te wachten op het einde van die schrale periode.
DE WINTER laat nooit op zich wachten, en de Allerzielen bloemen staan bevroren op het kerkhof.
In de meeste huizen werd er hier te lande nog steeds gebruik
gemaakt van de gas verlichting. Daar de meeste mensen tot het laatste moment
wachten om het licht aan te steken, werd menig kousje verbrand voordat het begon
te vonken. En diende het in her donker vervangen te worden voorzien van het
ragfijne kousje wat het licht diende te spreiden. En er werd met de regelmaat
van de klok met onze lieve heer gesproken maar niet op de vleiende manier. Na de
gas verlichting kwam meer en meer de elektriciteit in de woonkamers. Er werd wel
op gelet dat er maar één kamer verlicht was, en de kaarsenpan was altijd bij de
hand in geval van nood. Soms werd er bij een gegoede buur naar de radio
geluisterd, maar niet iedereen had zo een duur lampending staan. En denk eens
dat komt allemaal op "de conteur". Het oorspel was een wekelijks
wederkerend fenomeen op de radio, en was bij vele mensen het onderwerp van
gesprek. De gissingen over het verdere verloop, en de discussies over hoe het
had kunnen of moeten verlopen waren niet uit de lucht. De spanning was zodoende
nooit uit de lucht zeker daar ze op de radio goed wisten wanneer te stoppen om
er de spanning maximaal in te houden. Ook de sportuitslagen op zondag om kwart
voor zes trokken volle huizen. De meeste mensen zag men nog enkel bij de bakker
of op zondag als men naar de kerk of het lof ging. De ijskoude wind kreeg
de gelegenheid om bij eenieder een rode neus op het gelaat te toveren, en deze
was niet van de jenever. Hoewel op de borrel stond er nooit een beperking. Dit
was vrij volgens de zin van de gebruiker en er werd in de streek van dit zalige
vocht veelvuldig gebruik gemaakt bij iedere gelegenheid. Thuis lag achter de
kachel de musterd opgestapeld, dit was bij uitstek de slaapplaats van kat en
hond die het op die plaats wel samen konden vinden. Vader zorgde voor het
kapittelhout dat ofwel van de naburige bomen kwam ofwel uit de schorre werd
gehaald, daar dreef altijd wel iets aan dat kon dienen om de kolen langer in het
kolenkot te laten liggen. Want zeg nu zelf iedere kool die kon gespaard
worden was winst. De potten van de Leuvense stoof kon men zo rood stoken dat ze
barsten, wat een vaak voorkomend probleem was in de winter. De vrouw des huize
vulde haar avonden met verstelwerk, breien of het stoppen van sokken en de
kinderen trachten bij het schaarse licht van 't gaspeerke hun huiswerk te maken
met een krassende pen in schoon schrift of met lei en griffel om te oefenen.
Vader lag meestal te slapen aan de stoof na gedane arbeid. Het dorp lag open en
bloot aan de noordkant zodat het er zeer koud kon zijn, en zoals een Lillos
filosoof vroeger zegde " De noordenwind is altijd koud eender van waar dat hij
komt". De voorraad gesteriliseerde bokalen vlees en groenten kwamen nu goed van
pas en werden met veel gesmak naar binnen geslagen, zodat dikwijls het vet van
de kin droop.
Toch had deze doodse periode ook zijn jaarlijks terug komende gewoonten. Eens de
grachten bevroren en het ijs op de ondergelopen weiden stokvast was. Werden de
schaatsen en de ijsslee bovengehaald, en trok groot en klein nar Carelshoek om
er hun hartje op te halen. De kinderen slibberde de rode appeltjes op hun kaken
en bleken wel onvermoeibaar bij deze winterse pret. Voor 10 centiemen kon je een
borreltje drinken of een koem verse erwtensoep krijgen. Er werden goede zaken
gedaan op het ijs meer daar er veel mensen uit de omliggende gemeenten weet
hadden van deze ideale en grote schaats gelegenheid.
Met het jaareinde nu in zicht werd de rommelpot aangespannen en flink geoefend
en dit was voor vele (g)een wellust voor het oor, dat klagend diep brommend
geluid.....maar het hoorde er bij. Eens de grote dag aangebroken trokken 's
morgens de jongst kinderen, goed ingeduffeld, de straat op om van huis tot huis
"nieuwjaarke zoete "te gaan zingen, met meestal de dezelfde liedjes. Een liedje
is mee echter steeds bijgebleven en werd hier in het dorp raar of zelden
gezongen.
Hoog huis laag huis er zit een gierige pin in huis
Elke zemel kost een duit ze hangt de gierige duvel uit.
Soms werd het wel eens gebruikt door kinderen welke bekend
stonden om hun deugnieterij. Gewoonlijk waren ze dan rond de middag uitgezongen
en keerden huiswaarts, met volle knapzak, om hun geld en andere snuisterijen te
tellen. 's Avonds trokken dan de ouderen verkleed rond met de rommelpot, wat wel
een uitliep tot in zaal Alcazar of bij Net de Suikere.
De volgende dag werden dan de familiebezoeken afgelegd om ieder een goed jaar te
wensen met de nodige borrels natuurlijk. Voor ieder feest stond trouwens de fles
klaar, in feite het enige wat deze brave mensen te bieden hadden.
Half vasten werd het volgende feest. na heel wat voorbereidingen trokken al de
gehuchten verkleed op straat. Die van de Kruisweg trokken naar Oud-Lillo en 't
Fort en omgekeerd, en geloof me vast er werd geen café overgeslagen dus.... op
het einde van het feest eindigden een heel pak mensen op de kruiwagen en werden
zo per "taxi" thuis afgeleverd en in bed gestopt. Als ik bij mijn tante kwam
vroeg die altijd of ik al "woeffels" had gezien.... dit waren de verklede
mensen.
Als afsluiter van de winterse feestelijkheden kwam dan het gansrijden aan de
beurt. Op dikke boerenpaarden ( 'n Brabander ) gezeten reden de boerenzonen en
knechten onder de galg door met hieraan een gans. Eenieder die onder de galg
reed gaf een flinke ruk aan de ganzennek totdat deze door iemand eraf gerukt
werd. Dit was een aangelegenheid dat uren duurde en rijkelijk overgoten werd met
bier en jenever, wat door "den doktoor" en zijn verpleegsters werd rondgedeeld.
Nauwlettend gadegeslagen door de garde. De gelukkige die de kop in zijn hand
hield was koning voor één jaar. Wat 's avonds nog een duchtig werd gevierd. De
koningen van alle omliggende dorpen en de drie laatste keizers streden een paar
weken later, in het dorp van de laatste keizer, voor de keizers titel.
Zo eindigde uiteindelijk dit barre seizoen van noordenwind en
ijzige koude, doorweven met feesten en oude tradities, en iedereen keek uit naar
de vlucht van de grauwe gans dewelke de winter mee nam naar het hoge noorden.
Het teken van de naderende lente.
Steeds weer opnieuw........verder en verder.....seizoen na seizoen.....jaar na
jaar.
Verder en verder, tot dat de dood ons
inhaalt. Niemand ontkomt aan zijn sombere greep.
Ook de schrijver van dit verhaal niet, hij is ons ontgaan op een lentedag, doch
hij is gegaan in vrede met zichzelf.
Louis bedankt voor de vele verhalen, en de steeds speelse lach waarmee je ze
bracht.
Louis, bedankt, we zullen je niet vergeten.