DOUANE  TE  LILLO


Soms komt men per ongeluk iets of iemand tegen. Zo was het ook met Emiel (Mil) Boriau. Douanier van beroep en gepassioneerd door het heden en verleden van de douane in de Antwerpse polder. Vlug waren we er uit, dat Mil de geschikte man was om het hoofdstuk over de douane te Lillo, op te stellen.
Een klein jaar, en enkele terrasjes later, kan je hier zijn kindje lezen.Een overzicht van de douane door de eeuwen heen. Veel leesgenot.

Rechten en taksen.


Men spreekt dikwijls over de blokkering van Antwerpen na de val in 1585.  Deze blokkering was  fysiek tot 1587 maar werd dan fiscaal.  Willem van Oranje had geld nodig en het was gemakkelijk om belastingen af te dwingen onder dreiging van oorlogsschepen die zich op de Schelde bevonden en de  forten waarvan Lillo Fort en Fort Liefkenshoek veruit de belangrijkste waren.  Tevens verzekerde hij zich er zo van dat de havens van de Republiek zich konden ontwikkelen wat aanleiding heeft gegeven tot de gouden Eeuw van de Nederlanden.


Rol van de douane en belastingambtenaren.



Vanaf het inlijven bij de Republiek werden dan ook belastingen (octrooien en licenten) geïnd door de commiezen en ontvangers te Lillo Fort.  Dat niet enkel de in en uitvoerrechten geïnd werden door de commiezen en ontvangers blijkt uit stukken die de overlevering hebben doorstaan.
Zo werden  belastingen, licenten en octrooien geïnd door verschillende magistraten.  Deze magistraten combineerden dikwijls verschillende functies waardoor het moeilijk is om aan te duiden wie nu eigenlijk douanerechten inde, wie de  registratierechten inde, wie de belastingen enzovoort.  Feit is dat Lillo Fort in de provincie Zeeland op bepaalde momenten bijna de helft van de inkomsten genereerde voor de provincie en een groot deel voor zijn rekening nam van de inkomsten van de republiek.  Ook de kerk kreeg zijn deel.

 

Niet limitatieve opsomming van de belastingen/ in en uitvoerrechten.


                Belasting op verbruiksgoederen (omzetbelasting ?),
                Belasting op onroerende zaken (kadaster ?),
                Successierechten,
                Inkomstenbelasting,
                Allerhande accijnzen op bier en wijn en andere dranken,
                Geslachte beeste,
                Mosterd,
                Vis,
                Tabak,
                Fiscale zegels.
Uit de overgebleven geschriften blijkt tevens dat er tol werd geheven op een veelheid van goederen, teveel om hier op te sommen.  We zullen ons met jaartal beperken tot de meest tot verbeelding sprekende:

Tijdens de jaren 1747 en 1748 word het fort Lillo bezet door Franse troepen.  Men kan dus aannemen dat tijdens die periode geen heffingen gebeurden door de magistraten van de Republiek.  Het fort was trouwens bijna gans verwoest en diende na het vertrek van de Franse soldaten quasi gans gerestaureerd te worden.  Slechts enkele gebouwen bleven overeind.
In 1784 loopt de spanning weder op.  Zuidelijk Vlaanderen zoals het toen genoemd werd was onder de heerschappij van de Oostenrijkers en de Keizer wou absolute vrije doorgang op de Schelde.  Op een gegeven moment werd een schip bevolen om kost wat kost door te stoten.  Hierop ontstond een incident dat de geschiedenis inging als de marmietenoorlog.  De kapitein van het wachtschip gelegen te Lillo Fort (het oorlogsschip) kreeg het bevel dit ten allen prijze te verhinderen.  Na het afvuren van een aantal kanonschoten wordt het schip opgebracht en wat bleek, één van de kanonskogels was in de soepketel (marmiet) gevallen.
Over de tijd van Napoleon {1794 (1795 officieel) tot 1814 (1815 val van Napoleon)} kunnen we eigenlijk niet veel vertellen dat verband houdt met Lillo Fort aangezien er geen grens meer te bewaken was, geen heffingen meer te doen.  Napoleon bezocht Lillo Fort wel in 1810 (volgens bepaalde bronnen overnachtte hij er, sommige bronnen spreken van een bezoek maar uit diverse gesprekken met onderzoekers komt naar voor dat hij er enkel voorbij vaarde) maar dit was meer uit militaristisch (het kruitmagazijn dat heden nog in het fort zich bevindt is daar een overblijfsel van) dan uit administratief oogpunt.

Toch wil ik enkele feiten naar voor brengen die hun oorsprong kunnen  hebben onder het bewind van Napoleon en die nu nog steeds in meer of minder mate hun toepassing vinden bij de administratie der Douane en Accijnzen. 

Een kleine historiek over het douanecorps van Frankrijk.
De Douanes Nationales werd in 1791 opgericht door de toenmalige Assemblée wat hernoemd werd in Douanes Imperiales (Keizerlijke Douane) ten tijde van Napoleon.  Het was een para militaire eenheid die alhoewel ze niet tot het normale leger behoorde aan een aantal veldslagen heeft deelgenomen.
“De douane mocht bijvoorbeeld bij verdachte personen (ongeacht legergraad of burgerlijke status) invallen en controles doen, dit alles om handel in verboden goederen tegen te gaan”.
Is dit het ontstaan van de huidige tolkring die de huidige douaneambtenaren nog steeds toelaat om mits het naleven van bepaalde voorwaarden huiszoekingen en controles te verrichten  zonder huiszoekingsbevel ?
Tot in de jaren ’70 van vorige eeuw hadden we in België een instructie die bepaalde hoe visitaties (fysiek onderzoek van personen) dienden uitgevoerd te worden van personen van het vrouwelijk geslacht.  In deze instructie werd melding gemaakt hoe het visiteren van vrouwen diende te geschieden en door wie.  We mochten beroep doen op respectabele vrouwen (vreemd aan de administratie) die de visitatie mochten uitvoeren.  Met de komst van vrouwelijke douaniers is deze mogelijkheid in onbruik geraakt.  Ligt de oorsprong ten tijde van Napoleon ? Hierna een uittreksel uit een schrijven gedateerd 1802.
“De noodgedwongen fouilleringen van deze vrouwen door de preposes hebben klachten opgeleverd van het publiek en van de burgemeester, en deze handelingen kunnen door de mannelijke douaniers niet op de vrouwen worden uitgevoerd zonder inbreuk op netheid of schaamte.  Om dit op te lossen heb ik bevolen dat een vrouw van een prepose, die goed bekend is en eerlijk, en mij is aangewezen door de directeur, zal worden ingezet op het bureau bij de brug, dat gesitueerd is bij de ingang.  Zij zal daar alleen maar haar seksegenoten fouilleren.  Wanneer deze controle is verricht, zullen de preposes erbij komen om de in beslag genomen zaken die zij gevonden heeft, te declareren”.
De Douane-eenheden waren opgezet als een para militair corps.  Bestaande uit een ‘actief’ (brigades) en een ‘administratief’ gedeelte, ieder met zijn eigen rangen.  Op dit ogenblik kennen wij bij onze douaneadministratie nog steeds het ‘actief’ en het ‘sedentair’ (sector kantoor) kader.
Nog twee weetjes.
De Franse Douane had burelen in zowel de zuidelijke als de noordelijke Nederlanden.  Zo hadden zij kantoren in Rotterdam, Amsterdam, Roermond en verder.
Het is slechts in 1920 dat de militaire graden waarmee we als douanier bekleed waren veranderd werden naar graden toegekend binnen de Fod Financiën.  Hieronder een kort overzicht ;

             Voor 1920                                      Vanaf 1920                Nu tot ???????

Bronnen : La douane et les douaniers (Raymond G.W. Mahieu)
                     Geschiedenis Douanes Imperiales (J.J. Duforez)


Na de val van Napoleon wordt Vlaanderen ingelijfd wij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot de onafhankelijkheid van België in 1830.
De Nederlanders kenden echter het belang van de twee forten en zetten in 1830 de polders van Lillo onder water via de beproefde inundatie en hielden zo de beide forten bezet.
In 1839 wordt het  Lillo Fort eindelijk toegevoegd aan het koninkrijk België.  Vanaf dat ogenblik tot het officieel installeren van een Douanekantoor in 1863 is het onduidelijk of er zich Belgische douaniers te Lillo Fort bevonden.  In het overlijdensregister naar aanleiding van de cholera-epidemie van 1859, dus voor het officieel oprichten van het douanekantoor, kunnen we opmaken dat twee slachtoffers “tolbeambten” waren.  Het betreft hier Le Joffre Jozef Lodewijk en Muirens Hendrik. In “Geschiedenis der gemeente Lillo” geschreven door Gustaaf Snacken en uitgegeven in 1931 lezen we volgde paragraaf :
“En toch zal het noodlot de moedige bevolking andermaal zwaar beproeven.  De vreeselijke choleraziekte kwam plots opdagen en talrijke familiën met den dood bezoeken. Het waren de gewezen bewoners van het Strooien dorp (nvdr. dorp opgericht om de bewoners onder te brengen die het slachtoffer waren van de overstromingen via de inundatie en verschillende natuurlijke overstromingen)  die nogmaals den zwaarsten tol van deze ramp te dragen hadden.
Van 11 Augustus tot 16 September werden 83 personen door de cholera aangetast, waarvan er 33 gestorven zijn.  De ziekte brak op 10 Augustus uit te Lillo Fort ; en twee tolbeambten en een kind bezweken des anderen daags.”
Welwetende dat een douanier verplicht was te wonen op zijn plaats van tewerkstelling kunnen we eigenlijk alleen al door dit feit er zeker van zijn dat er  douaneactiviteiten plaatsvonden te  Lillo Fort.  Welke taken zij hadden, hoeveel manschappen er ter beschikking stonden e.d. blijft evenwel koffiedik kijken.
Een eerste serieuze aanduiding over het wel en wee van de douaniers te Lillo Fort vinden we terug in een plaatselijk reglement dd 1892 hetwelke van naaldje tot draadje uitlegt hoe de wet van 1881 diende toegepast te worden.  Hoofdzakelijk kunnen we buiten de gewone in en uitklaringen, de opslag van goederen die gelost, geladen of overgeslagen werden drie grote (ondertussen verdwenen)  taken onderscheiden.  De tekst is zoals het toen gebruikelijk was in het Frans en sommige uitdrukkingen of zinswendingen zijn voor de schrijver onbegrijpbaar.  Toch zal ik proberen de essentie voor u weer te geven.

De begeleiding van schepen.


De Schelde is geen vierbaansweg die rechtdoor naar de haven van Antwerpen leidt.  Zij vertoont vele bochten, plaatsen waar een schip kon ankeren en een deel van zijn lading aan land kon brengen zonder dat de rechten en taksen betaald zouden worden.  In mensentaal heet dit smokkel en onze burgers waren expert op dat gebied.  De administratie was zich bewust van dit probleem en verbood  het ankeren op de Schelde tussen Doel en Antwerpen.  Dit loste ten dele het probleem op maar toch zag men nog steeds de mogelijkheid om bepaalde hoog belaste goederen van boord te laten halen.  Hierop werd door de administratie gereageerd door de schepen, waarvan zij vond dat het nodig was, te laten begeleiden door een douanier (in het Frans een convoyeur).  Ik zou het hier bij kunnen laten maar vind het toch nodig om in detail de werking uit te leggen omdat zij aantoont dat het leven van een lid van de brigade niet over rozen liep.
Op de steiger van Lillo Fort bevond zich 24/24 een wachtmatroos.  Deze diende, indien een schip in zicht was, de onderbrigadier, de bemanning van de giek (een open roeiboot) en de convoyeur  te verwittigen dewelke dan met die giek naar het schip geroeid werd.  Via een touw gingen de onderbrigadier en de convoyeur dan aan boord.  De nodige documenten werden opgemaakt, een onderzoek naar de lading werd uitgevoerd, alles werd zoals het hoort deftig genoteerd, de documenten werden in een doos gestopt dewelke geplombeerd (verzegeld) werd en welke de convoyeur steeds bij zich diende te hebben.  De convoyeur kreeg zijn marsbevel (begeleidingsbevel), de Belgische vlag diende geheven te worden en tevens een vlag die aanduidde dat het schip onder begeleiding was.  Als deze futiliteiten een maal achter de rug waren verliet de onderbrigadier het schip en stelde de convoyeur zich op aan de boeg van het schip zodoende dat het voor iedereen duidelijk was dat het schip onder begeleiding was.  Ondertussen moest een andere convoyeur (alsook de bemanning van de tweede giek) zich aan de wal paraat houden om het volgende schip te  begeleiden.  U verstaat dan ook dat een bezetting van een onderluitenant, twee brigadiers, twee onderbrigadiers, 24 aangestelden (dit aantal varieerde soms) 17 matrozen en een scheepsjongen geen overbodige  luxe was.  Dat het leven van een convoyeur gezien het Belgische weerklimaat geen pretje was zal iedereen dan ook verstaan.  De instructies waren nochtans duidelijk.
Vertaling “ De convoyeur mag onder geen enkel beding de boeg van het schip verlaten.  Hij dient permanent zichtbaar te zijn zodoende dat het personeel van schepen en de douaneboten welke de Schelde bewaken zijn aanwezigheid aan boord kunnen vaststellen”.
Bij de aankomst te Antwerpen konden zich twee mogelijkheden voordoen, of het schip ging aan de boei in afwachting van een vrije loskade, of het ging rechtstreeks naar de kaai van lossing.  In het eerste geval diende hij aan boord te blijven tot hij afgelost werd door de ambtenaren welke de visitatie verrichten.  In het tweede geval mocht hij van boord.
Eens van boord diende hij zich te begeven naar het eerste of derde douanekantoor alwaar de doos geopend werd en hem leeg terug bezorgd werd.  Tevens werden zijn begeleidingspapieren (marsbevel) getekend.  Hij had op dat ogenblik 5 uur om zich onderweg te begeven naar Lillo Fort.  Ook hier waren drie mogelijkheden,

Deze manier van werken gebeurde ook bij  een schip komende van Antwerpen en bestemd om het grondgebied te verlaten maar dan in omgekeerde richting.
Zoals reeds eerder gemeld diende een schip een begeleidingsvlag te hijsen welke aanduidde dat er een convoyeur aan boord was.  Te  Lillo Fort werd de giek dan bemand en werd de convoyeur van boord gehaald.

Bij stormweder en drijfijs werd er geen convoyeur aan boord gebracht noch werden ze van boord gehaald.  In het eerste geval werd de sectie van Meteren via een telegraaf (geplaatst in het “aubetje, thans nog zichtbaar op de dijk) op de hoogte gebracht dat het schip niet begeleid werd, in het tweede geval mocht de convoyeur meevaren tot Vlissingen vanwaar hij de trein en het openbaar vervoer mocht gebruiken om terug op zijn post te geraken (Antwerpen of Lillo Fort).  Indien het schip gedurende de daguren de haven van Antwerpen niet meer kon bereiken werden twee convoyeurs aan boord geplaatst die elkaar mochten afwisselen.  Beneden aan de dijk was een woning opgetrokken welke de douaniers die op een opdracht wachtten huisvestte.

douane2

Op de foto  ziet u de steiger zoals ik hem nog gekend heb.  Er staan twee douaniers op in de giek links op de foto, het wachthuisje dat diende ter beschutting van de wachtmatroos is duidelijk te onderscheiden(bovenaan rechts op de steiger).
In de instructies die tot op heden nog van kracht zijn vinden we de geïndexeerde vergoedingen terug die verleend worden aan de convoyeurs (ik beperk me tot het strikte minimum)

De volgens bovenstaande bedragen berekende vergoeding wordt eventueel verhoogd :

Heeft de ambtenaar aan boord spijs en drank bekomen dan wordt de vergoeding wegens verblijfkosten verminderd ten belope van de som welke door de zeekapitein of schipper (K.B. 9/4/1965) zou verschuldigd zijn, indien hij geen spijs en drank had verschaft.
Deze manier van werken heeft zeker geduurd tot in de jaren dertig getuige een request van het Nationaal Comiteit voor de verdediging der binnenscheepvaart dd. 14 en 15 juli 1929.
“Wensch : De schepen bestemd voor de haven van Antwerpen zullen bij hun aankomst in de reede van Lillo het manifest der lading afgeven, dat zoals het heden gebeurt, door het toedoen van den toldienst onder omslag zal gedaan worden en aan den schipper toevertrouwd ; deze zal het bescheid moeten ter hand stellen aan den ambtenaar der Antwerpsche haven, die ermede belast is het vertollen na te gaan”.
“Antwoord : zooals in het request wordt gezegd, is bovengenoemd regime het heden toegepaste, uitgezonderd in het geval waar, om reden van den aard van de lading, de toldienst het noodig acht, het vervoer te doen begeleiden, de omslag met de lijst der bevrachting toevertrouwd wordt aan den agent die met de begeleiding is belast. Opgemaakt op 20 december 1929”.
Tot zover het begeleiden van schepen van en naar Antwerpen.  Wanneer men hiermee opgehouden is kon ik niet achterhalen, sommigen spreken van de jaren dertig maar uitsluitsel kan niet gevonden worden en aangezien de instructie nog steeds van kracht is …………..

De wachtdienst.


In Antwerpen waren twee wachtdiensten die instonden voor in en uitklaringen en ook te Lillo Fort was er een wachtdienst.
Deze wachtdienst was gelegen aan boord van een wachtschip, een van hen heette “Patache de Patas” wat volgens velen zoveel betekende als “oude rommelkast”.
Het schip was gelegen te Lillo Fort, ongeveer 100 meter buiten de oever.  (zie foto hierna) De mosselschuiten en vissersboten die op de Schelde werkzaam waren (mosselen, garnalen e.d.) konden hier inklaren zonder dat zij een begeleider nodig hadden naar Antwerpen.  De lading werd onderzocht, er mochten immers goederen onderschoven zijn (vaatjes jenever e.d.) en ingeklaard.  Het onderzoek naar verborgen ladingen gebeurde met een priem van ongeveer 3 meter land die in de lading werd gebracht.
De bezetting van het wachtschip was doorgaans een brigadier, een onderbrigadier, 3 aangestelden, 5 matrozen en een scheepsjongen.  Deze leefden gedurende een bepaalde periode constant aan boord.
Hun cottage (periode waarbij ze aan boord dienden te leven) bedroeg in eerste instantie zes maanden waarbij ze elke week 4 uur vrij kregen om zich te voorzien van eten, linnengoed etc.
Tevens kregen zij per maand 1 dag vrij op toerbeurt en kregen  zij ’s zondags   enkele uren vrij om hun godsdienstplicht te vervullen.
Gedurende de loop der jaren werden de cottages ingekort naar drie maand, één maand, een week en tot 24 uur waarop de dienst omstreeks 1930 afgeschaft werd.
De dagdienst liep van 7 tot 19, de nachtdienst van 19 tot 7 u.  Een uiltje knappen tijdens de nachtdienst was er echter niet bij aangezien de wachtmatroos van het wachtschip ieder half uur op de hoorn moest blazen.  De wachtmatroos op de steiger te Lillo Fort diende dit signaal binnen de vijf (zegge en spreke vijf) minuten te beantwoorden op dezelfde wijze.  Deze wachtdienst werd dan nog eens aangevuld met een patrouilleboot met nachtdienst die bemand was door twee matrozen met giek en dit gedurende de voor en de nanacht gedurende 4 uur elk.  Ook zij kregen een hoorn mee en moesten elk half uur erop blazen.  Hun taak was het om, binnen het zicht van het wachtschip, te verhinderen dat schepen zouden passeren zonder zich aan te melden.


douane4
Een foto van een douaneboot en de overzet Flandria.


Fort Frederik.


In Fort Frederik waren constant twee douaniers tewerkgesteld.  Zij dienden toezicht te houden op het verkeer op de Schelde, het laden en lossen van goederen in de kreek (later in de kleine haven).  Eén van hen diende gedurende twee uur constant buiten staan.  Hij diende de signalen van het wachtschip te beantwoorden door het geven van twee korte fluitstoten.  Aangenomen mag worden dat het hier om douaniers tewerkgesteld in het Lillo Fort ging die diensten verrichten van 12 uur.  In de Schakel (één van de bronnen van dit artikel en het tijdschrift van de Antwerpse douane) wordt melding gemaakt van het feit dat een niet nader genoemde ambtenaar zich had laten vervangen door een burger (zijn zoon) om de fluitsignalen te geven.  De chef op het wachtschip had blijkbaar de ogen van een adelaar en een 491 (vraag ter verantwoording meestal gevolgd door een tuchtstraf) was het gevolg. 
Ook deze dienst bestaat niet meer en de kreek van Fort Frederik is ondertussen volledig ingedijkt.

 

1930 tot heden.


Vanaf de jaren dertig werden in Lillo Fort vooral stortgoederen ingeklaard op de Schelde.  De schepen dienden niet meer aan te meren, de douaniers kwamen per schip tot bij hen in het midden van de stroom. Als het ging om gemakkelijk herkenbare goederen verrichten de douaniers van de Scheldedienst dit werk alleen uit.  Het schip gaf aan dat het wou in of uitklaren, de douanier begaf zich aan boord en het plezierreisje kon beginnen.  Waren het echter hoog belastbare goederen of goederen die moeilijk herkenbaar waren dan dienden ze vergezeld te worden van een “verificateur” (heden een fiscaal deskundige).  Om een idee te geven hoe deze inklaring verliep zal ik als voorbeeld een tanklichter nemen die geladen was met olie.
Zoals eerder gesteld vroeg het schip, door middel van zijn hoorn (drie lange stoten), om de nodige inklaringsformaliteiten te verrichten.  De douanier van de Scheldedienst (dienst gevestigd in het kleine kantoor boven op de dijk gebouwd in 1913/1914) en de verificateur begaven zich aan boord van het douaneschip indien ze konden.  Hoezo indien ze konden ?  Het gebeurde regelmatig dat ze bij hoog tij niet aan boord konden geraken omdat de ganse kade onder water stond.  We spreken dan niet over enkele centimeter maar al gauw van één meter water.  Het was dus soms wachten tot het water voldoende gezakt was om op een droge manier aan boord te gaan.  Als je terug bladert tot de foto van de steiger kan je zien dat deze neerwaarts loopt.  Toch gebeurde het regelmatig dat zowel de steiger als de kade overstroomden bij extra hoge tij.
Eens aan boord geklauterd begon de tocht naar de tanker. Je moest dan maar zien hoe je daar aan boord geraakte.  Soms kon je gewoon overstappen, soms moest je naar beneden springen of omhoog klauteren en dit terwijl je een kist met het nodige materiaal meesleurde.  De douanier begon met het behandelen van de boorddocumenten, de borg voor de olie gebruikt in de machinekamer, de nodige statistiekformulieren enzovoort.  Verder hielp hij de verificateur met het opmeten van de lichter.  Als ik schrijf opmeten bedoel ik niet de lengte en de breedte maar wel de temperatuur van de lading, de densiteit (soortelijk gewicht) van de vervoerde producten en de hoeveelheid.


De temperatuur.


De temperatuur heeft een uitwerking op vloeistoffen, ze zetten uit of krimpen.  Onervaren collega's durfden al eens de temperatuur meten in de tank gelegen aan de machinekamer welke over het algemeen de warmste tank was.  De tank aan de boeg was dan weer de koudste.  Wou je dus een juiste meting hebben dan moest je ofwel in het midden van het schip een temperatuurmeting verrichten ofwel meerdere.  De bovenkant en de onderkant van de tank verschilden ook van temperatuur, ook daar moest rekening mee gehouden worden.  Om dit te doen hadden ze beschikking over een kannetje met kurken stop, vastgemaakt aan een touw.  Dit werd neergelaten in de tank op de geschatte juiste diepte (het midden van de tank).  Eens die diepte bereikt werd de stop losgetrokken en had men een representatief staal.  Het staal werd naar boven gehesen en dan kon men de temperatuur bepalen. 


De densiteit.


Tevens werd de densiteit (de dikte van het product) gemeten.  Dit was nodig om de aard van het product te kennen.  Zware olie weegt meer dan lichte gasolie of kerosine en dan hadden we nog een aantal tariefposten daartussen.  Bon nu hadden ze de aard van het product en de temperatuur ervan, bleef over de hoeveelheid na te gaan.


De hoeveelheid.


Elke tank kon afzonderlijk geopend worden.  Dit was de taak van de schipper of zijn matroos.  De verificateur of de douanier van de Scheldedienst namen een lintmeter en maten, gebruik makend van een pasta, de hoogte van het product.  De pasta verkleurde eens hij in contact kwam met het product en zodoende kon je bepalen hoeveel  ruimte er gevuld was.    De schipper had aan boord geijkte tabellen die aangaven hoeveel lading er was, af te meten aan de hoogte van het product in het  ruim.  Ik geef een simpel  voorbeeld : was er een tank van 15,000 liter en hoogte126 cm dan kon je via de boordtabellen zien dat er slechts 13,500 liter in de tank bevond.  Dit was echter niet juist  De tank was immers geijkt met vloeistof van een bepaalde temperatuur, je diende je meting dus aan te passen aan de temperatuur die je bevonden had (vloeistoffen krimpen of zetten uit remember).  Al deze bevindingen werden netjes geacteerd, de nodige documenten werden verstrekt aan de schipper en je kon weer naar de wal, tenminste als er geen andere schepen lagen te wachten en je met droge voeten van boord kon.
Eens aan de wal kon je beginnen met het uitreken van de verschuldigdheden zijnde invoerrecht, accijns, bijzonder accijns en taksen (later BTW). Heden zou men hiervoor een kleine draagbare PC gebruiken, toen gebruikte men het verstand.

De realiteit.


Ga in je verbeelding en schep een zomerse dag, behaaglijk temperatuurtje, geen wind, geen vuiltje aan de lucht, de stroom gedraagt zich fatsoenlijk, het schip is netjes in orde. M.a.w. een droom job.
Stel je nu voor dat je in de maand november bent.  Het vriest lichtjes, windkracht 4 beaufort, de Schelde gedraagt zich woest met een hoge deining, het regent en het te controleren schip is een halve roestbak die slecht onderhouden wordt. De schipper dient met een hamer de klampen los te slaan terwijl je op een explosieve benzinebom staat. Is dit echt de job van je leven ??
Met het open stellen van de grenzen in 1993 verdween ook deze taak, sommigen zullen zeggen, gelukkig maar.
Onnodig te zeggen dat vele douaniers in het sop hebben gelegen, armen en benen hebben gebroken enzovoort.


Heden.


Vanaf de jaren zestig ontwikkelde zich op de opgespoten gronden van de polderdorpen een nieuwe nijverheid, de chemie.  (Het onteigenen van vele gronden en huizen heeft het verdwijnen van enkele polderdorpen met zich mee gebracht.  Stukken van andere dorpen verdwenen eveneens onder het zand of onder het water van het kanaaldok B 2 voor meer info in dit verband verwijs ik graag naar de op de laatste bladzijde vermelde websites.) Onnodig te zeggen dat dit het nodige werk meebracht voor onze douaniers die per chemisch bedrijf gestationeerd werden in vaste posten.  Goederen dienden in en uit geklaard.  Systemen van actieve veredeling (goederen die als grondstof in België ingevoerd worden en hier verwerkt om nadien uitgevoerd te worden) en passieve veredeling (het omgekeerde van actief) werden in het leven geroepen.  Goederen werden tijdelijk opgeslagen om nadien een bestemming te krijgen enzovoort.  En voor alles werden documenten opgesteld die verwerkt moesten worden.  De brigade van 1980 van Lillo Fort telde dan ook ongeveer 55 personeelsleden waaronder een hoofdcontroleur (eaw. Inspecteur) een verificatiedienst, een afdeling van het ontvangkantoor Antwerpen 1, een Luitenant en een brigade.


Wat zijn de huidige taken en bevoegdheden van de aanwezige douaniers.


Over de bevoegdheden kunnen we kort zijn, ze hebben ze allemaal.
Zij zijn bij wijze van spreken heer en meester in gans de sector van de chemie in de Antwerpse haven en verrichten alle douaneformaliteiten die men zich kan indenken voor deze sector.  Pro memorie; de Antwerpse chemiesector is de tweede grootste ter wereld en wordt alleen voorafgegaan door Houston in Texas USA.
Verder zijn zij ook nog bevoegd voor alle magazijnen die in meer of minder mate te maken hebben met de chemiesector.  Hun actieterrein loopt over de quasi ganse Scheldelaan tot de grens met Nederland.  Verder oefenen zij nog toezicht uit op de magazijnen waar goederen opgeslagen liggen die niet noodzakelijk betrekking hebben op de chemiesector.  Zo voeren zij verificaties uit in de magazijnen gelegen aan de andere kant van het kanaal B2 in de gemeente Stabroek.
Het kleuren van ladingen minerale olie bestemd om als huisbrandstof e worden gebruikt is bijvoorbeeld één van hun taken.  Hiervoor gebruikt men een product Solvent Yellow en de Fiscaal deskundige dient deze kleuring bij te wonen en na te zien, er moet immers een minimum percentage kleurstof in de huisbrandolie terug te vinden zijn.
Ook alcohol wordt door hen ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie, niet door hem uit te drinken, wel door hem te denaturaliseren.
De lengte van hun “terrein” waarbinnen ze opereren is ongeveer 35 km en dit werk wordt verricht door zegge en spreke 12 personeelsleden tewerkgesteld in het Lillo Fort en 14 personeelsleden tewerkgesteld aan de andere kant van het kanaal.


De toekomst.


 Wat is de toekomst ?  Niemand kan de toekomst voorspellen maar gezien de verdere uitbreiding van de Antwerpse haven en  de investeringen die gedaan worden door de chemische industrie denk ik niet dat de aanwezige douaniers van Lillo Fort voor hun job moeten vrezen.  Het zijn er in de loop van de jaren steeds minder en minder geworden niettegenstaande het werk altijd maar vermeerderd is. Tegenwoordig worden ze aangestuurd via een selectieteam en een regiekamer welke voor hen bepalen welke controles ze dienen uit te voeren.  Op termijn vrees ik dat dit het verlies zal betekenen van de neus (het gevoel dat men had dat er iets niet juist was) en vervangen zal worden door computergestuurde risicoanalyses.

Mega Mindy.


Ach ja, laatste opmerking, waarom staat er douane op het politiekantoor van Mega Mindy en Mega Toby ?
Het kantoor gelegen te Lillo Fort dient inderdaad voor de  buitenopnames  van deze serie en van de films.  Tevens worden andere gebouwen ook gebruikt gelegen te Lillo Fort.  Mega Mindy en Mega Toby bevinden zich niet in het kantoor en er worden geen binnenopnames verricht.  Af en toe gebeurt het wel dat foto's genomen worden van een binnenkomende of buitengaande douanier , foto welke dan in een plakboek of file op een P.C. terecht komt.

 

Top                                                                                    Lillo-Fort